Week vier alweer van de NaNoWriMo (National Novel Writing Month). Als ik zo terugkijk op het werk wat ik de afgelopen drie weken heb gedaan, dan ben ik best tevreden. Mijn schrijfproject in Scrivener raakt steeds meer gevuld en de hoofdstukken krijgen meer en meer de kleur blauw (verbeterd concept reguliere hoofdstukken) of roze (verbeterd concept flashbacks). Mijn verhaal gaat steeds meer leven. Hier en daar heb ik een scène overgeslagen om later in te vullen. Sommige sleutelscènes aan het einde heb ik al eerder uitgewerkt tot een eerste concept en dat helpt me naar een punt aan de horizon toe te schrijven, hoewel dat in de ene scène gemakkelijker gaat dan bij de andere. In elke scène probeer ik gebruik te maken van mijn drie belangrijkste schrijfgereedschappen: dialoog, betekenisvolle details en ‘show, don’t tell’.
Show don’t tell
Schrijfboeken en schrijfsites op internet staan er vol mee: het schrijfadvies Show, don’t tell. Het komt erop neer dat je in je scène moet laten zien wat er gebeurt, zonder daar al te veel uitleg bij te geven. Ik vind het verleidelijk om de lezer aan de hand te nemen en te vertellen welke motieven mijn personages hebben en wat er allemaal precies in het verleden van mijn personages is gebeurd. Toch probeer ik dat niet te doen en de gebeurtenissen voor zichzelf te laten spreken. De lezer moet zelf maar invullen hoe mijn personages zich voelen. Hier en daar geef ik wat aanwijzingen door gedachten van mijn hoofdpersonage op te schrijven, maar ik probeer daar niet te ver in te gaan. Ik moet toegeven dat ik dit een van de moeilijkste dingen vind van het schrijven. Bij het herschrijven ga ik vast weer heel veel schrappen.
Betekenisvolle details
Renate Dorrestein adviseert in haar boek Het geheim van de schrijver om betekenisvolle details te gebruiken. Ik probeer dan ook algemene termen, zoals stoel, regen of brood te vermijden en te vervangen door meer beeldende woorden zoals fauteuil, grijs gordijn van regen of knapperig pistoletje. Het goed kiezen van een detail kan iets groters in het verhaal duidelijk maken. Vaak verzin ik die details trouwens pas bij het herschrijven of op momenten waarop ik met iets anders bezig ben.
Ik vind het ook altijd heel leuk om te kijken hoe andere schrijvers dat doen. Even geleden las ik een boek van John Boyne met de titel Wat het hart verwoest. Een heel bijzonder boek, waar ik weer veel van heb opgestoken, waarover later in dit blog meer. Boyne (de schrijver van onder meer The boy with the striped pyama) is een meester in het introduceren van een personage met een paar bijzondere details over dat personage. Een voorbeeld:
‘(…) meneer Denby-Denby zat tegenover mij en als ik opkeek zat hij meestal naar me te kijken met de intensiteit van een seriemoordenaar die bedisselde hoe hij het beste de ingewanden uit zijn slachtoffer kon halen. Hij was een vrij flamboyante kerel halverwege de vijftig die kleurige vesten met bijpassende vlinderdassen droeg (…)’
Ik zie het helemaal voor me!
En Boyne is goed in het bedenken van interessante vergelijkingen:
‘(…) een man met gezond verstand moet nooit trouwen met het meisje bij wie hij zijn maagdelijkheid verliest. Dat is alsof je leert rijden in een aftandse oude brik en het daar vervolgens de rest van je leven mee doet terwijl je intussen de vaardigheden hebt om een BMW door het spitsuur op de drukke Autobahn te loodsen.’
Dialoog
Dialogen geven vaart aan het verhaal en onthullen veel over het karakter van personages. Dat wil zeggen: als je elk personage een eigen stem geeft. Daar zit voor mij de uitdaging. Het lijkt eenvoudig, maar een krachtige dialoog schrijven is moeilijker dan ik dacht. Ik was dan ook erg blij met de tips van Don Duyns in zijn boek met de verrassende titel Dialogen schrijven. Ik leerde dat dialogen in een roman niet hetzelfde zijn als dialogen in het dagelijks leven. Duyns benadrukt dat je koffiepraat in je roman moet vermijden. Daarmee bedoelt hij dialoogregels die geen betekenis hebben in het verhaal. Bijvoorbeeld:
‘Kom binnen. Koffie?’
‘Ja, lekker.’
Melk en suiker?’
Nee, doe maar zwart.’
Elke zin in een dialoog moet iets toevoegen, iets vertellen over het personage of spanning brengen in het verhaal. Het kan soms heel interessant zijn als je personages geen antwoord laat geven, of iets totaal anders laat zeggen dan je zou verwachten.
Duyns verzamelde in zijn boek hele praktische tips waar je direct mee aan de slag kunt. Ook over de technische kant van dialogen schrijven: waar moeten de aanhalingstekens, nieuwe regel als er een ander aan het woord is, hoe je laat zien wie de spreker is, etc. Als je van plan bent veel dialoog in je verhaal te verwerken, raad ik je aan zijn boek aan te schaffen of bij de bibliotheek te lenen. In het digitale magazine Schrijven Plus krijg je een idee van wat Duyns te vertellen heeft over dialogen.
Dit zijn de drie gereedschappen die ik belangrijk vind voor het schrijven van een goede roman. Er zijn er natuurlijk nog veel meer, maar als ik deze drie onder de knie krijg, dan ben ik al heel tevreden.
Ik krijg ineens heel veel zin om met het herschrijven te beginnen, maar dat mag nog niet. Eerst de grijze mapjes een kleur geven.
Rapporteer
Mijn reacties