‘Nou heb ik de oorlog meegemaakt en krijg ik in de herfst van mijn leven ook te maken met een pandemie,’ zei de dame tegenover me. Ze moest dik in de tachtig zijn, maar haar ogen twinkelden van levenslust. Die vergelijking met een oorlog hoor ik vaker. Begrijpelijk, want zo moet het ongeveer zijn gegaan in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog: de ingrijpende maatregelen die op korte termijn van kracht worden, het hamsteren, maar ook de creativiteit en solidariteit van gewone mensen.
Aannemersbedrijf
Ik denk aan mijn grootvader, Henk, personage in mijn debuutroman. Zijn zelf opgezette aannemersbedrijf in weg- en waterbouw begon net lekker te lopen toen er een oorlog dreigde. Niemand geloofde echt dat Duitsland ons land zou binnenvallen. Nederland was immers al eerder neutraal gebleven. Maar Henk kreeg te maken met vertraging van geleverde materialen. De bovenbouw van de Edammerbrug werd maanden uitgesteld en Henks noodbrug moest de hele winter blijven liggen om het verkeer door te laten. Er werd een beroep op hem gedaan om mankracht en materieel beschikbaar te stellen voor het bouwen van verdedigingswerken. Net als er nu een beroep wordt gedaan op iedereen met een medische opleiding, bedrijven die mondkapjes kunnen maken of beademingsapparatuur beschikbaar kunnen stellen.
Op de bon
Het betaalde goed en Henk reisde af naar de Grebbeberg om zijn bijdrage te leveren. Verder ging het gewone leven verder. Natuurlijk merkte Lena, mijn grootmoeder, wel wat van de voorbereidingen op een mogelijke oorlog. Suiker was op de bon en erwten. Later werden ook vlees, boter en bloem schaars, maar de dagen voor de inval van de Duitsers was het heerlijk voorjaarsweer en ik stel me voor hoe ze de was buiten aan de lijn hing terwijl ze een oogje hield op haar drie kinderen die bij het kippenhok met de wasteil speelden. Voelde ze zich veilig in Edam, de stad waarin ze was opgegroeid, het huis dat Henk voor haar had gebouwd? De oorlog was alleen zichtbaar wanneer ze de bodem van het kippenhok optilde waarmee de toegang naar de schuilkelder zichtbaar werd. Die had Henk nog voor zijn vertrek voor hen gegraven.
Angst
Was Lena bang toen de Duitse soldaten daags na de capitulatie langs de Edamse grachtjes marcheerden? Of was ze eerder onder de indruk van die jonge mannen in vreemde uniforms die snoepjes uitdeelden aan de kinderen? Veel ouder dan haar broers konden ze niet geweest zijn. Was ze ongerust toen ze dagen na de capitulatie nog steeds niets van Henk had gehoord? Er was geen mobiele telefoon of internet waarop ze het nieuws kon volgen of contact kon houden met haar echtgenoot. Lena was het gewend. Henk was vaker de hele week van huis. En de afstand tussen Renkum en Edam was toen net zoiets als de afstand tussen Amsterdam en Madrid. In hun ijver de Duitsers tegen te houden, hadden de Nederlanders wegen en bruggen geblokkeerd, net zoals er nu grenzen zijn gesloten en vluchten zijn geannuleerd.
Onzekere toekomst
Wist Lena van de moeilijke keuze die Henk moest maken? Merkte ze iets aan hem toen hij terugkwam in Edam? Wist ze van de prijs die hij had betaald om te voorkomen dat hij en de jongens naar de Duitse werkkampen moesten en hun graafmachines en vrachtwagens kwijt zouden raken? Als ze toen had geweten welke consequenties Henk’s keuze zou hebben voor haar gezin, zou ze hem dan op andere gedachten hebben gebracht? Maar ze wisten natuurlijk niet wat hen nog te wachten stond; net zoals we nu niet weten of de opgelegde maatregelen de verspreiding van het virus zullen stoppen, of onze dierbaren aan de ziekte ontsnappen en welke gevolgen dit alles gaat hebben voor ons en voor de landen om ons heen. Ik denk aan hoe mijn grootmoeder op de dag van mijn rij-examen een kaarsje voor me opstak in de kerk en ik besef dat zij haar eigen manier had om met een onzekere toekomst om te gaan.
Rapporteer
Mijn reacties