Er was eens een timmerman in het Spaanse Valencia. Hij had zoveel werk dat hij in de winter een lantaarn aan zijn houtstapel moest hangen om zich bij te lichten tijdens de winteravonden. Toen de lente in aankomst was en de dagen langer werden, ruimde hij zijn werkplaats op, zette zijn lantaarn weg en veegde alle houtsnippers bij elkaar om die in de kachel te verbranden. Met de bezem in de hand keek hij naar de berg zaagsel. Het was een flinke bult, want hij had die winter veel opdrachten gehad. Sint Jozef, de beschermheilige van de timmermannen, was hem goed gezind geweest. Nu het bijna 19 maart was, de dag van Sint Jozef, was het misschien wel aardig om wat lijm door het zaagsel te mengen en er een figuur van te maken. Dan kon hij dat op 19 maart in de brand steken op de straat.
Op de dag van Sint Jozef zagen andere timmermannen in de wijk hoe het beeld van zaagsel vlam vatte en tot de grond afbrandde. Een goed idee, dachten ze, en in het jaar daarna verschenen er meerdere beelden van zaagsel en kleine restjes hout in de wijk. De een maakte een nog mooier beeld dan de ander. De brandende beelden trokken toeschouwers uit andere wijken en zo verschenen er elk jaar meer beelden op steeds meer plekken in de stad. De beelden werden steeds groter en in hun ijver anderen de loef af te steken, zetten een paar timmerlieden uit dezelfde buurt hun beelden bij elkaar in een groep. Dat fikte natuurlijk nog mooier.
En zo ontstond een traditie waar de Valencianen tot op de dag van vandaag waarde aan hechten. Elke buurtvereniging houdt het hele jaar door collectes en loterijen voor de aanschaf van een beeldengroep met een binnenwerk van hout. De buitenkant is niet meer gemaakt van kleine stukjes hout of zaagsel, maar van piepschuim. ‘Fallas’ noemen de Valencianen de composities en ook het feest zelf heet inmiddels zo: de ‘Fallas de Valencia’. Elk jaar, op de dag van Sint Jozef, markeert het in brand zetten van de fallas het begin van de lente.
Kosten noch moeite wordt voor dit feest gespaard. Een kleine fallas kost al snel 600 euro. De kosten voor de grote fallas in het centrum van de stad lopen op tot meer dan 100.000 euro. De fallas hebben meestal een maatschappijkritische boodschap en elk jaar wordt een winnaar gekozen. Daarnaast huren de buurtverenigingen een feesttent waarin ze van 1 tot en met 19 maart feest vieren. Twee weken lang moet de bus omrijden omdat fallas, paellabranders en feesttenten meerdere straten en kruispunten blokkeren. Totdat het feest met het verbranden van de fallas in de nacht tussen 19 en 20 maart abrupt tot een einde komt.
Op de dag van Sint Jozef verspreiden paellabranders en churros-kraampjes kruidige geur. Een kinderkoort zingt een liedje en dan steekt de tot ‘koningin van de buurt’ gekozen dame het lont aan waarmee vuurpijlen en Bengaals vuur rond en in de fallas tot leven komen. Voor de zekerheid gieten de buurtbewoners een flinke jerrycan benzine over het piepschuim, zodat de constructie snel vlam vat. Bij de grotere beeldengroepen komt de brandweer om de omliggende huizen nat te houden. Als de vlammen aan de beelden likken, zorgen de organisatoren ervoor dat niets aan het vuur ontsnapt. Onderdelen die te ver van de brandende kern staan worden in het vuur geduwd en ook rondslingerend afval zoals de lege jerrycan verdwijnen in de vlammen.
Zwarte rookwolken rijzen op en verspreiden de indringende stank van brandend plastic. De buurtbewoners staan rijen dik om hun beeldengroep heen en deinzen opgetogen joelend achteruit als de constructie wankelt en stukken brandend piepschuim naar beneden tuimelen. Wie toekijkt vanaf het balkon, snelt naar binnen en sluit te ramen tegen de dichte rook. Als van de fallas alleen nog as over is, zoeken de bewoners een voor een hun bed op.
De volgende dag is er na het middaguur geen spoor meer van het feest te bekennen. Alle asresten en troep zijn opgeveegd, feesttenten zijn afgebroken en schijnwerpers weggehaald. Meteen rijdt de bus weer volgens de normale route en hervatten de Valencianen het normale leven. De lente is gearriveerd.
Rapporteer
Mijn reacties