Geen betere manier om schrijfinspiratie op te doen dan boeken te lezen. Natuurlijk: sommige boeken zijn voorspelbaar of ontvouwen zich volgens een beproefd recept. Maar er zijn er ook die vernieuwend en verrassend zijn. Bijvoorbeeld door het onderwerp dat ze behandelen, door de vorm waarin de schrijver het verhaal vertelt of door de schrijfstijl. Het zijn vooral dit soort boeken die mijn vingers doen kriebelen en me aanzetten om zelf achter de computer te gaan zitten.
Een van die boeken is ‘Wij zijn licht’, de debuutroman van Gerda Blees. Eerder publiceerde zij een verhalenbundel met de opwekkende naam ‘Aan doodgaan dachten we niet’ en een gedichtenbundel met de titel ‘Dwaallichten’. Ook haar debuutroman heeft een wat naargeestig thema en is gebaseerd op de waargebeurde geschiedenis van een woongroep die dacht te kunnen leven van licht en liefde. Het verhaal start met het overlijden van het oudste lid van de woongroep en in korte hoofdstukken ontdekt de lezer hoe het zover heeft kunnen komen.
1. Elk hoofdstuk een nieuwe verteller
Het bijzondere van dit boek zit in het vertelperspectief. Meestal hanteert een schrijver één of twee vertelperspectieven om het verhaal te vertellen. In dit boek heeft elk hoofdstuk een ander vertelperspectief. Het grootste deel van het verhaal zien we door de ogen van een object of abstract gegeven. Een voorbeeld, tevens de opening van het verhaal:
‘Wij zijn de nacht. Wij brengen duisternis en dronkenschap, kastengevechten, slaap en slapeloosheid, seks en sterfgevallen. Wie in alle rust wil sterven, zonder al te veel gedoe en drama, zal dat bij voorkeur doen in ons, de nacht, terwijl de aankomende nabestaanden slapen.’
Het lastige van een voortdurend wisselend vertelperspectief is dat je het je lezer moeilijk maakt om zich in te leven in de personages. Dit geldt natuurlijk helemaal wanneer de verteller niet eens een mens is, maar ‘geitenwollen sokken’ of ‘het dagelijks brood’. Toch slaagt Blees erin de lezer te laten invoelen wat de handelende personages beweegt en komen die echt tot leven. Dat is onvoorstelbaar knap. Ik vergeef het haar dan ook dat het niet overal lukt om elke ‘verteller’ een eigen verteltoon te geven.
2. Schrijven vanuit het perspectief van het verhaal zelf
Een ander verrassend element in het boek, is de vondst om het verhaal op driekwart te laten vertellen vanuit het perspectief van het verhaal zelf. In dit hoofdstuk spreekt het boek als het ware rechtstreeks tot de lezer. Het begint zo:
‘Wij zijn het verhaal. Langzaam en voorspelbaar stevenen wij op onze afloopt af - de climax, of de anticlimax, dat valt nog te bezien. Wij vermoeden dat het een anticlimax wordt, als de schrijver zo door blijft gaan. We snakken naar een zetje in de rug, een onverwachte wending, een nieuw personage dat dingen weet die al het vorige in een ander daglicht plaatsen, maar de schrijver heeft schijnbaar andere dingen aan haar hoofd.’
Na het lezen van dit hoofdstuk voel je je als lezer een beetje in je hemd gezet, alsof je in de gaten krijgt dat de schrijver al die tijd een spelletje met je heeft gespeeld. Voor mij was dit hoofdstuk dan ook het hoogtepunt van het boek. Bij de laatste hoofdstukken was voor mij de magie van het steeds wisselende perspectief er een beetje vanaf. Door het intermezzo was het net alsof ik het laatste hoofdstuk had gelezen. Ineens was de noodzaak om het boek uit te lezen verdwenen. Ook voelden de nieuwe perspectieven vanaf dat moment gekunsteld aan, alsof de beste troef al was gespeeld en alleen de punten nog geteld moesten worden.
Ondanks dat was het een inspirerend en bijzonder boek die me nog lang bij zal blijven. Daarbij heeft het ook nog eens een prachtige omslag, dus zeer geschikt om aan iemand cadeau te doen.
Rapporteer
Mijn reacties