In de eerste drie maanden van 2022 kwamen er drie boeken op mijn pad, die ik - elk op hun eigen manier - heel bijzonder vond. Dat had een aanwakkerend effect op mijn wat ingedutte schrijfinspiratie. Hoewel ik veel lees, vond ik de meeste boeken niet meer zo verrassend qua vorm of stijl. Misschien lag dat aan mijn boekenkeuze. Hoe dan ook: de afgelopen maanden las ik drie boeken waar ik echt van opkeek. Benieuwd naar welke boeken dat waren en wat ik er zo verrassend aan vond? De komende weken vertel ik je erover in mijn blog.
Bibi Dumon Tak
Het eerste boek dat me verraste is ‘De dag dat ik mijn naam veranderde’ van Bibi Dumon Tak. Ik las eerder van haar het filosofische boekje ‘De eik was hier’. Dat was ook al zo’n pareltje. In niet meer dan 128 pagina’s laat de schrijfster de bekendste zomereik van Nederland aan het woord. De boom in kwestie staat in de middenberm van de A 58 bij Ulvenhout en mijmert over het verleden. In het boek zet Dumon Tak op prachtige wijze twee perspectieven tegenover elkaar: dat van de trage, bedachtzame eik met zijn wereldwijde wortelweb (WWW) en dat van zijn vluchtige vriend gaai. Samen filosoferen ze over wat beter is: lang leven, maar altijd op dezelfde plek blijven staan of kort en intens leven.
1. Verrassende aanduiding van een personage
‘De dag dat ik mijn naam veranderde’ is gebaseerd op een waargebeurde familiegeschiedenis waarin het hoofdpersonage worstelt met haar wraakgevoelens jegens de ex-man van haar overleden zus. De gevoelens van het hoofdpersonage krijgen een extra dimensie doordat de schrijfster de ex-man consequent aanduidt met ‘de man wiens naam ik niet zal noemen’, gevolgd door steeds een andere verwensing. Er staan tientallen van deze verwensingen in het boek. Ik noem er een paar:
‘Moge de vogels verstommen daar waar hij zich vertoont’
‘Moge de eikenprocessierups zijn verzamelde haar onafgebroken zijn kant op laten waaien’
‘Moge zijn botten samen met die van zijn voorvaderen verorberd worden door een horde wilde honden’
En zo gaat het door. Een boek lang. Alleen dat al maakt het boek het lezen waard.
2. Verrassende beschrijvingen van een personage
Hoewel het verhaal zelf niet zo vrolijk is, geeft de schrijfstijl het boek iets lichts en valt er genoeg te lachen. Beschrijvingen van situaties en personages zijn ijzersterk en soms zelfs een tikje poëtisch beschreven. Een voorbeeld:
‘Mijn vader was niet klimaatneutraal, hij was klimaatpositief. Met hem in de buurt kreeg alles ruimschoots de tijd om goed tot ontwikkeling te komen. Zijn voortuin was overwoekerd, alleen het pad naar de deur was zichtbaar. Hij voerde de muizen met blokjes kaas op een schoteltje dat hij zo ver onder de bank had geschoven dat de hulp het niet zou kunnen vinden. Het was nooit warmer dan zeventien graden in de kamer en hij droeg kleren van tientallen jaren oud. Zelfs dieren ruien vroeg of laat, mijn vader ruide nooit.’
3. Intiem door de jij-vorm
Ook mooi is dat een deel van het verhaal in de jij-vorm is geschreven. In die delen richt de hoofdpersoon zich rechtstreeks tot haar overleden zus, wat het boek iets intiems geeft. Een voorbeeld:
‘Wil je nog wel dat ik je op de hoogte houd, Lize? Kan het je nog wat schelen? Waarschijnlijk niet. En toch blijf ik je maar schrijven. En het lijkt erop dat ik dat steeds vaker doe. Ik weet dat ik er over niet al te lange tijd mee zal ophouden. Je moet de dode zielen met rust laten, zeggen ze weleens. Je moet ze loslaten en niet langer aan de aarde binden. Maar ik droomde van je.’
Een hoofdstuk dat op zo’n manier begint, kan voor mij al niet meer stuk.
Ik heb het boek achter elkaar uitgelezen. Hoewel het, zoals gezegd, geen vrolijk verhaal is, kijk ik er met een glimlach op terug.
Rapporteer
Mijn reacties